Concilie van Benevento
Eerst even een heel klein stukje geschiedenis vooraf, want wist u dat carnaval van oorsprong een heidens lentefeest is, dat in 1091 tijdens het Concilie van Benevento is ingelijfd als rooms-katholiek feest? Het werd gekoppeld aan Aswoensdag, de dag die veertig dagen vasten voor Pasen inluidt. De dagen ervoor zijn bedoeld om nog even uit de band te springen en flink te eten en te drinken, voor de komende tijd van bezinning. Ten tijde van de reformatie werd het carnaval volledig in de ban gedaan, maar met de wederopbloei van de rooms-katholieke kerk - met name onder dus die eerdergenoemde rivieren -, barstte het in de negentiende eeuw weer in alle hevigheid los.
Tradities en gebruiken
Carnaval wordt dan wel overal op dezelfde dagen gevierd, de tradities en gebruiken verschillen van streek tot streek en van stad tot dorp. Dat brengt ons meteen bij de eerste tip als u voor het eerst carnaval gaat vieren. Check van tevoren wat de plaatselijke gebruiken zijn, voordat u de plank misschien misslaat. Is op een aantal plekken uitbundig verkleden een must, bij de buren kan dat zomaar totaal anders zijn. Gaat u naar Limburg, dan kunt u niet voor de dag komen in zomaar een ‘pekske’ (pak), en in Brabant is het streekgebonden of u een boerenkiel met zakdoek draagt, een roodgele sjaal om uw nek knoopt of geheel onherkenbaar uitgedost bent. Zorg in Limburg trouwens wel dat u warm aangekleed bent, het carnaval wordt hier voornamelijk in de buitenlucht gevierd. En wat te allen tijde geldt, draag oude, goed zittende schoenen. Carnaval is staan, staan en nog eens staan, dus uw voeten hebben flink te lijden. Daarnaast is de grond dermate bezaaid met bier, confetti en andere ondefinieerbare zaken, dat u uw schoenen na het carnaval waarschijnlijk zult weggooien.
Polonaise, hossen en sjoekelen
Ondanks dat staan met carnaval, is carnaval ook hét dansfeest bij uitstek. Ook hier gelden strakke, streekgebonden regels, waaraan u zeker gehoor moet geven. De polonaise wordt eigenlijk overal wel gelopen, maar niet te vaak want, daar is iedereen wel over eens: niemand wordt er echt gelukkig van. Hossen, oftewel inhaken en springen, is een typische Brabantse aangelegenheid, in Limburg blijft het bij, zoals zij het zelf noemen, ‘sjoekelen’; rustig van links naar rechts bewegen.
Dweilen
Een van de leukste en gezelligste bezigheden met carnaval is het ‘dweilen’. Niet letterlijk het gemorste bier opdweilen, maar met een stoet muzikanten – voornamelijk blazers - van kroeg naar kroeg trekken en getuige zijn van live vertolkte carnavalskrakers.
Prins Carnaval
Als laatste nog een kleine inwijding in de traditie van de ‘carnavalsroyalty’. Met carnaval is niet de burgemeester de baas, maar prins carnaval, samen met een groter of kleiner gevolg. Zij krijgen tijdelijk officieel de sleutels van stad of dorp overhandigd en zij gaan voorop in het feestgedruis. In de meeste steden en dorpen wordt ieder jaar op de elfde van de elfde een nieuwe prins gekozen.
Op dinsdagavond rondom middernacht wordt het carnaval officieel beëindigd, vaak met een symbolische verbranding. Hierna keert iedereen huiswaarts, om nog een keer flink eieren met spek te bakken om vervolgens op Aswoensdag een askruisje te gaan halen. Na dat ritueel gaan veertig dagen van vasten in.